Spring naar inhoud

Christus Koning; Kol 1,12-20; Lc 23,35-43

Vandaag wordt voor de honderdste keer het feest van Christus Koning gevierd. Het feest werd in december 1925 ingesteld door paus Pius XI. In zijn encycliek ‘Quas primas’ schrijft hij: “Wij achten geen middel doeltreffender om het herstel en de bevestiging van de vrede te bereiken, dan de heerschappij van onze Heer Jezus Christus weer in ere te herstellen.” Over een maand vieren we Kerstmis. Dan lezen we bij Jesaja: “Een Kind is ons geboren en een Zoon werd ons geschonken; Hem wordt de macht op de schouders gelegd; en men noemt Hem: Wonderbare Raadsman, Goddelijke Held, Eeuwige Vader, Vredevorst.” (Jes 9,5)

Pater Titus Brandsma schrijft in 1928: “Christus moet onze Koning zijn. Vooral op deze feestdag is het weer een heerlijk ideaal. Maar hij kan dat niet zijn, als wij ons niet onder zijn uitvoering stellen in onze strijd voor de vrede. Hij heeft het grote geheim van den vrede. Hij wil de vrede aan de wereld geven en vraagt om onze bijdrage. Door ons wil Hij de wereld zijn vrede deelachtig maken.” Werken aan vrede vraagt van ons dat we ons dienstbaar opstellen, dat we ons niet primair richten op het eigen belang, dat we onze medemensen niet zien als concurrenten, maar als onze broeders en zusters, als kinderen van één Vader.

Het feest van Christus Koning is geen triomfalistisch feest. Het eerder het tegendeel daarvan, een pleidooi voor dienstbaarheid en bescheidenheid en aan aanklacht tegen borstklopperij. Pius XI schrijft: “Als de vorsten en wettig gekozen overheden eenmaal de overtuiging hebben, dat zij niet zozeer krachtens eigen recht, maar in opdracht en in plaats van de goddelijke Koning besturen, dan zullen zij een heilig en verstandig gebruik maken van hun gezag.”

Jezus Christus, onze goddelijke Koning zegt van zichzelf: “De Mensenzoon is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen.” (Mc 10,45) In Evangelie van vandaag laat Jezus ons zien, dat het niet gaat om machtsvertoon, maar om liefde voor de ander. Hij toont niet zijn macht door zichzelf te redden. Nee, Hij toont zich machtig in liefde door de berouwvolle misdadiger te redden. Zijn koninkrijk is het paradijs, het Rijk van de Liefde.

In het Bijbelse denken is een goede koning een koning die vrede en welvaart, het geluk voor heel zijn volk brengt. Het is een koning die als een herder en als een vader voor zijn volk zorgt. Het is een koning die dient. Hij is er niet voor zichzelf; hij is er voor de ander. Een goede koning, een goede leider is geen sterke man zoals het populisme voorstelt. Een sterke man denkt vrede te brengen door oorlog te voeren, door zijn wil – een gedwongen vrede – op te leggen aan het volk.

Vrede is meer dan het zwijgen van de wapens. Pater Titus Brandsma schrijft: “Woont Jezus’ liefde in ons, zijn vergevingsgezindheid, van volk tot volk, van gewest tot gewest, van stad tot stad, en vooral van mensen tot mensen in het gewone dagelijkse leven, dan is de vrede verzekerd.” Vrede begint bij innerlijke vrede. Vrede begint dicht bij huis. Vrede vraagt vrijheid, barmhartigheid en gerechtigheid, zodat mensen naar eigen inzichten een goed en gelukkig leven kunnen leiden.

Paulus schrijft dat in Christus onze bevrijding verzekerd is en onze zonden zijn vergeven. Het is Christus die ons redding en bevrijding brengt. Zijn koningschap is van kosmische aard. Hij is koning van alle ruimte en alle tijd. Hij is Koning van heel de schepping. Alles wordt door Hem gered.

Jezus Christus erkennen als onze Koning houdt ook in dat wij Hem willen navolgen. Petrus schrijft in zijn eerste brief: “Gij zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie.” (1 Pe 2,9) Als volk van God hebben wij het gemeenschappelijk priesterschap: wij delen in het hogepriesterschap en in het koningschap van Christus. Wij worden uitgenodigd te handelen als koningen door ons in dienst te stellen van anderen en niet in de eerste plaats ons eigen belang te zoeken. Jezus kwam om te dienen, niet om gediend te worden. Laten wij Hem daarin navolgen. Amen.

Liefde

Op 9 november was er in de Sint Martinuskerk in Voorburg een symposium ter gelegenheid van mijn afscheid als diaken.

Aan het einde van het symposium las ik onderstaand gedicht van de Friese dichter Pieter Jelles Troelstra voor.

.

.

LEAFDE
Piter Jelles Troelstra (1860-1930)

It alderheechste en bêste,
Dat men op ierde fynt,
Dat is dy golle leafde,
Dy trouwe herten bynt.

Mei blanke fingers knottet
Hja hert oan herte fêst,
En jout har yn har earmen
De heechste wille en rêst.

Wa s’ ienkear mei har eagen
Fol wille en frede wonk,
Dy fynt yn leed en lijen
By har altiid in honk.

Dy krûpt, by al it wrotten
En wramen fan ‘e wrâld,
As wyld de stoarmen bylje,
Mar kûs by har yn ’t skad.

O, wa dy himelingel
Syn siel en sinnen jout,
By har syn wille siket,
Foar har syn timpel bout.

Dy is allyk de swalker,
Dy’t lang om rêste socht,
Mar foar de frou Marije
Se fûn by ’t ivich ljocht.

Hy knibbelt foar it alter
Yn djip ferjitten dol,
Wyls dat ‘de Mem’ him seinjend
Oanglimket himelgol.

En as dy lott’re siele
Dêr sa har boeiens brêkt,
Gods ljocht troch ’t hege finster
It ‘amen, amen!’ sprêkt.
                                Geschreven in 1890
LIEFDE
Vertaling: Pier Tolsma

Het allerhoogste en beste,
Dat men op aarde vindt,
Dat is die gulle liefde,
Die trouwe harten bindt.

Met blanke vingers knoopt
Zij hart aan harte vast,
En geeft haar in haar armen
De hoogste vreugde en rust.

Wie ze eenmaal met haar ogen
Vol vreugde en vrede wenkte,
Die vindt in leed en lijden
Bij haar altijd een honk.

Die kruipt, bij al het wroeten
En zwoegen van de wereld,
Als wild de stormen razen,
Maar knus bij haar in de schaduw.

O, wie de hemelengel
Zijn ziel en zinnen geeft,
Bij haar zijn vreugde zoekt,
Voor haar een tempel bouwt.

Die is gelijk de zwerver,
Die lang naar rusten zocht,
Maar voor de vrouw Maria
Ze vond bij het eeuwig licht.

Hij knielt voor het altaar
In diep vergeten dol,
Terwijl ‘de Moeder’ hem zegenend
Toelacht hemelgul.

En als de gelouterde ziel
Daar zo haar boeien breekt,
Gods licht door het hoge venster
Het ‘amen, amen!’ spreekt.  
 

Sint Maarten

Het verhaal is ons bekend. De jonge Martinus ontmoet als Romeins soldaat op een winterse dag een vrijwel naakte bedelaar bij de poort van Amiëns. Bij gebrek aan geld geeft hij de helft van zijn legermantel aan de bedelaar. ’s Nachts droomt hij dat hij Jezus ziet, gekleed in zijn halve mantel. De doopleerling Martinus begrijpt nu wat de woorden van Jezus betekenen: “Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan.” (Mt 25,40)

Een maand geleden verscheen de eerste exhortatie van paus Leo XIV. Deze brief aan alle christenen met de titel ‘Dilexi te’ (“Ik heb je liefgehad”) gaat over de liefde voor de armen. De paus schrijft: “We mogen onze waakzaamheid ten aanzien van armoede niet laten verslappen. We maken ons met name zorgen over de ernstige omstandigheden waarin veel mensen verkeren als gevolg van een gebrek aan voedsel en water. Elke dag sterven duizenden mensen aan de gevolgen van ondervoeding. Ook in rijke landen zijn de cijfers over het aantal armen zorgwekkend. (…) Ook christenen laten zich vaak meeslepen door houdingen voortkomend uit wereldse ideologieën of politieke en economische benaderingen die leiden tot onrechtvaardige generalisaties en misleidende conclusies. (…) We mogen de armen niet vergeten, we moeten delen in de levende stroom van de Kerk die voortkomt uit het evangelie en altijd en overal vruchtbaar is.”

Paus Leo pleit voor een Kerk van en voor de armen. Hij roept ons op de armen lief te hebben. Armoede is niet alleen een financieel probleem. Het gaat ook om zorg voor zieken, gevangenen en migranten. “Voor christenen zijn de armen niet zomaar een sociaal probleem: zij zijn deel van onze familie. Het zijn onze armen. Onze relatie met hen kan niet worden gereduceerd tot zomaar een activiteit of taak van de Kerk.” Paulus wijst ons erop dat wijzelf de Kerk zijn: “Gij zijt Gods bouwwerk. (…) De tempel van God is heilig en die tempel zijt gij.” (1 Kor 3,9b-17) De voorkeursoptie voor de armen, de liefde van de Kerk voor hen, spoort ons aan tot verbondenheid met hen.

Armen zijn geen onderwerpen van liefdadigheid of probleemgevallen. Het zijn mensen die hun eigen leven vormgeven. Christelijke armenzorg is geen instrumentele bezigheid. Het is geen bureaucratische voorziening. Het gaat om het aangaan van relaties met mensen. Het gaat om daden van liefde. Dit is de essentie van de werken van barmhartigheid. Dit is ook wat Sint Maarten heeft ervaren. In de arme ontmoeten wij Jezus zelf. “Voorwaar, Ik zeg u: al wat gij gedaan hebt voor een dezer geringsten van mijn broeders, hebt gij voor Mij gedaan.” De paus wijst erop “dat men God niet kan liefhebben zonder die liefde uit te breiden tot de armen”. Het beste antwoord op Gods liefde voor ons is de liefde voor de naaste. In de liefde voor de naaste wordt onze liefde voor God zichtbaar. De apostel Johannes schrijft: “God is liefde: wie in de liefde woont, woont in God en God is met hem.” (1 Joh 4,16).

Daden van liefde, de werken van barmhartigheid zijn relationeel. Er zijn twee partijen in het geding: de gever en de ontvanger. Beide partijen zijn op elkaar betrokken. Beiden zijn mensen met een gezicht. De liefde voor de arme valt samen met de liefde voor de Heer. Jezus zegt: “Armen hebt gij altijd in uw midden.” (Mt 26,11) En Hij belooft zijn leerlingen: “Ik ben met u alle dagen.” (Mt 28,20) Het contact met mensen zonder aanzien, schrijft de paus, is een fundamentele manier om de Heer te ontmoeten. Jezus heeft ons nog steeds iets te zeggen via de armen.

We moeten de keuze voor de armen voortdurend in gedachten houden. Deze liefdevolle aandacht is het begin van oprechte zorg voor hen en de basis voor ons streven naar hun welzijn. “Liefdadigheid is geen mogelijke keuze, maar een voorwaarde voor ware eredienst.” Bij het Laatste Avondmaal gaf Jezus ons het voorbeeld. Voetwassing en Eucharistie zijn wezenlijk met elkaar verbonden.

De heilige pater Titus Brandsma schreef: “Wij zijn niet geroepen om grootse en opvallende dingen te doen, maar om de gewone dingen op grootse wijze te doen.” Dit is ook het voorbeeld van Sint Maarten. Hij was groot in het kleine. Met een klein gebaar van barmhartigheid heeft Sint Maarten zijn liefde voor Jezus getoond. Het is aan ons om ieder voor zich en samen met elkaar naar eigen draagkracht daden van liefde te verrichten en zo samen een netwerk van liefde te vormen in deze tijd in onze maatschappij. Amen.

Thuiskomen in de wildernis

Auteur: Jason M. Brown

Titel: Thuiskomen in de wildernis: Wat ecospiritualiteit ons kan leren
Uitgever: Otheo, 2025
Prijs: € 24,50
ISBN: 978 90 8528 800 8
Aantal pagina’s: 255

Ecologisch theoloog Jason M. Brown beschrijft de gesprekken die hij met monniken van vier verschillende afgelegen kloosters tijdens het werk en al wandelend voert. Dat geeft het boek een aangename traagheid. Op beeldende en reflecterende wijze beschrijft hij de plaats, de natuur en de stilte waarmee de monniken zich op spirituele wijze innig verbonden voelen. Een monnik vertelt: “Ik breng mijn leven in de liturgie; mijn ervaringen die ik had in het bos, of toen ik in de tuin de grond bewerkte en dingen zag groeien. Mijn tijd op mijn eentje in het bos heeft me geholpen om te zien wat er in de liturgie plaatsvindt.”

In het laatste hoofdstuk geeft hij aan hoe we onze levensstijl kunnen veranderen door betekenis te geven aan plaats waar we verblijven. “Monniken fluisteren de wereld onophoudend en zonder veel tamtam toe: doe een rustig, stop even, let op, luister, bid, wees dankbaar, maak een wandeling in het bos.” Zij nodigen ons uit tot verandering. Tenslotte geeft Brown in dit inspirerende boek nog een aantal praktische tips.

Jezelf zijn of jezelf worden

Tegenwoordig wordt nogal eens opgeroepen tot vooral jezelf te zijn en iedereen moet de ruimte krijgen zichzelf te kunnen zijn. Mij lijkt het niet prettig: al die mensen die zichzelf zijn. En het lijkt mij voor mijn omgeving ook niet aangenaam als ik voortdurend bezig ben mezelf te zijn. Als mens kom je pas tot je recht in relatie met andere mensen. De mens is een relationeel wezen. Om dat vorm te kunnen geven heb je omgangsvormen nodig. Hoe ga op een goede manier met anderen om? Om daar in te voorzien is gedurende duizenden jaren de beschaving ontstaan, een beschaving die zich steeds blijft ontwikkelen.

Het christendom heeft een flinke bijdrage geleverd aan de beschaving in onze streken en op vele andere plaatsen in de wereld. Binnen het christendom is de menselijke persoon altijd in ontwikkeling. We zijn iemand en wij worden iemand. Kerkvader Augustinus drukt dit bij het uitreiken van de heilige Communie als volgt uit:“Ontvang wat je bent – Lichaam van Christus – en word wat je ontvangt: Lichaam van Christus”. Mensen zijn geschapen naar Gods beeld en gelijkenis. We worden geboren als kinderen van God. Bij onze Doop zegt God ons – zoals eens bij de Doop van Jezus in de Jordaan – jij bent mijn geliefd kind. Dat is onze uitgangspositie. Dat is het grote geschenk van God aan ons.

Vanuit deze uitgangspositie mogen we verder groeien. Wij groeien in gelijkvormigheid met Jezus Christus. Zo word je jezelf. Zo ben je in ontwikkeling tot de mens zoals je bedoeld bent. Zo groei je in liefde en word je een gelukkig mens. Wie enkel zichzelf is en roept ‘zo ben ik nu eenmaal’ kent geen enkele progressie. Ons vermogen onszelf te ontwikkelen is een geschenk. Het is een geschenk dat ook – overeenkomstig de parabel van de talenten (Matteüs 25,14-30) – een opdracht inhoudt. Bij onze Doop worden we met het heilig Chrisma tot priester, koning en profeet gezalfd. Deze zalving is een opdracht ons leven te heiligen door te leven vanuit ons hart.

In zijn laatste encycliek ‘Dilexit nos’ (Hij heeft ons liefgehad) mediteert paus Franciscus op de liefde. Hij doet dit aan de hand van de devotie van het heilig Hart van Jezus. Alles, ziel en lichaam, is verenigd in het hart. Het hart is de zetel van de liefde. Alles speelt zich af in het hart, daar zijn wij onszelf. Het verstand en de wil moeten zich ten dienste stellen van het hart. Het hart herkend het hogere goed. De wil moet zich daar op richten. Ook de verbeeldingskracht en gevoelens laten zich leiden door het hart. Door ons hart te laten spreken, handelen we uit liefde en laten wij ons leiden door de waarheid die wij in Jezus vinden. Zo komen we tot ware wijsheid, zo heiligen we ons leven en ontwikkelen wij ons tot gelijkvormigheid met Jezus.

Ook gepubliceerd als weekbrief op https://hhpp-oost.nl/2025/10/29/weekbrief-29-oktober/

Gods gerechtigheid; (Sir 35,12-14.16-18); Lc 18,9-14

Het boek Ecclesiasticus ofwel de Wijsheid van Jezus Sirach is bijna tweehonderd jaar voor Christus geschreven en behoort tot de zogenaamde wijsheidsliteratuur. In de lezing van vandaag wordt God met een rechter vergeleken. De eerste vraag bij het lezen van deze tekst is, roept dit bij ons hetzelfde beeld op als in de tijd van Jezus Sirach? Als wij denken aan een rechter dan hebben het beeld voor ogen van iemand die het gedrag van mensen toetst aan de wet: is er sprake van een wetsovertreding, is er sprake van een strafbaar feit?

Bij Jezus Sirach gaat het niet primair om het naleven van de wet maar om het doen van gerechtigheid. Hij beschrijft de gerechtigheid van God. Zoals ook hier duidelijk wordt, valt Gods gerechtigheid samen met zijn barmhartigheid. Gods gerechtigheid is op de eerste plaats barmhartigheid. Recht doen aan de armen en de zwakken vraagt om barmhartigheid. Barmhartigheid is het recht van de zwakke. Gods gerechtigheid volgen is opkomen voor de zwakke.

Ons huidige denken is vooral juridisch van aard. Als iets niet verboden is, mag het en is het niet slecht. Gods gerechtigheid is wezenlijk anders. Hier gaat het om barmhartigheid. Het vraagt dat wij het goede doen, los van wat de wet voorschrijft. Gerechtigheid betekent vooral recht doen aan de armen en de zwakken.

In de onlangs verschenen exhortatie van paus Leo XIV ‘Dilexi te’ (Ik heb je liefgehad) schrijft de paus: “God toont zich bezorgd om de noden van de armen. (…) Daarom worden wij, wanneer wij naar de roep van de armen luisteren, geroepen om ons te identificeren met het hart van God, die zorgzaam is voor de noden van zijn kinderen, en in het bijzonder voor de meest behoeftigen.”

Wij worden opgeroepen ons hart te laten spreken. In zijn laatste encycliek ‘Dilexit nos’ (Hij heeft ons liefgehad) mediteert paus Franciscus op de liefde. Hij doet dit aan de hand van de devotie van het heilig Hart van Jezus. Alles, ziel en lichaam, is verenigd in het hart. Het hart is de zetel van de liefde. Alles speelt zich af in het hart, daar zijn wij onszelf. Het verstand en de wil moeten zich ten dienste stellen van het hart. Het hart herkend het hogere goed. De wil moet zich daar op richten. Ook de verbeeldingskracht en gevoelens laten zich leiden door het hart. Door ons hart te laten spreken, handelen we uit liefde en laten wij ons leiden door de waarheid die wij in Jezus vinden. Zo komen we tot ware wijsheid.

Ook in het Evangelie gaat het over het laten spreken van het hart. De Farizeeër is God dankbaar dat hij geen slecht mens is en daar is natuurlijk niets op tegen, maar hij acht zichzelf ook een beter mens dan anderen. Dat maakt hem blind voor zijn eigen falen en tekortschieten, ook al houdt hij zich keurig aan de voorschriften. De tollenaar blijft op afstand. Hij durft zijn ogen niet op te heffen naar de hemel. Hij weet dat hij niet volmaakt is, dat hij gezondigd heeft. Hij vraagt God om genade. Hij erkent dat hij afhankelijk is van Gods barmhartigheid. Hij spreekt vanuit zijn hart.

Paus Leo XIV schrijft in ‘Dilexi te’ over Gods liefde voor de armen. Hij roept ons op tot solidariteit. Hij schrijft: “We mogen onze waakzaamheid ten aanzien van armoede niet laten verslappen. We maken ons vooral zorgen over de ernstige omstandigheden waarin veel mensen verkeren door een gebrek aan voedsel en water. Elke dag sterven duizenden mensen aan de gevolgen van ondervoeding. Ook in rijke landen zijn de cijfers over het aantal armen zorgwekkend.”

De liefde voor de naaste is het tastbare bewijs van onze liefde voor God. Met de woorden van Jezus: “Voorwaar, ik zeg u: alles wat gij voor een van deze minste broeders van mij hebt gedaan, hebt gij voor mij gedaan.” (Mt 25,40) De paus schrijft: “Ik hoop dat het aantal politici toeneemt dat in staat is een authentieke dialoog aan te gaan die effectief gericht is op het genezen van de diepe wortels (…) van het kwaad in de wereld… We moeten ons steeds meer inzetten om de structurele oorzaken van armoede op te lossen. Dit is een dringende noodzaak die niet kan wachten…”

Het gaat niet alleen om materiële armoede. Het gaat ook over zieken, over migranten en vluchtelingen. Het gaat over alle vormen van uitsluiting. Deze week zijn de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Wij zijn geroepen om ons hart te laten spreken. Stemmen met ons hart is kiezen voor het algemeen welzijn, kiezen voor het welzijn van alle mensen, niemand uitgezonderd. Onze onderbuik moeten we laten zwijgen. En dat geldt ook voor de stem van onze portemonnee. Ik wens u veel wijsheid en liefde toe. De geest des Heren zal met u zijn. Amen.

Laat je hart spreken; Hab 1,2-3;2,2-4; 2 Tim 1,6-8.13-14; Lc 17,5-10

De profeet Habakuk schrijft: “Waarom laat Gij mij onrecht lijden en ziet Gij die ellende maar aan? Waarom moet ik leven te midden van geweld en verdrukking en waarom rijst er twist en moet men lijden onder tweedracht?” Deze tekst van Habakuk kunnen we zo toepassen op onze eigen situatie in deze tijd. Ook als we niet direct zelf onrecht lijden, vragen wij ons af wanneer er een einde komt aan het geweld waarmee we elke dag in de media worden geconfronteerd. Wanneer komt er een einde aan de tweedracht in de vorm van steeds toenemende polarisatie, wereldwijd en ook in ons eigen land. We voelen ons vaak totaal machteloos. Habakuk vraagt zich af: “Hoelang moet ik nog roepen, Heer, terwijl Gij maar niet luistert? Hoelang moet ik de hemel nog geweld aandoen, terwijl Gij maar geen uitkomst brengt?” In een visioen wordt het Habakuk duidelijk dat hij de hoop niet mag verliezen, dat hij moet blijven geloven: “Want dit visioen, al wacht het de vastgestelde tijd nog af, hunkert niettemin naar zijn vervulling… Het komt niet te laat.” Ook al is ons geloof klein als een mosterdzaadje, we mogen blijven hopen. Habakuk smeekte God om iets te doen. Zijn voorbeeld moeten we zeker volgen.

Paulus herinnert Timoteüs eraan hoe hij Gods genade heeft ontvangen. Paulus zelf heeft hem de handen opgelegd. Ook ons is een aantal keren de handen opgelegd: bij ons Doopsel en bij ons Vormsel en bij een enkeling bij de Wijding. Ook wij hebben Gods genade ontvangen: een geest van kracht, liefde en bezonnenheid. Ook in ons brandt het vuur van Gods genade.

Tijdens de vredesweek hadden we een spreker van PAX op bezoek. Zij vertelde over de manier waarop deze vredesorganisatie bezig is maatschappelijke veranderingen tot stand te brengen. Ze maakte ons duidelijk dat massale demonstraties – zoals vanmiddag in Amsterdam – wel degelijk invloed hebben. Ook vertelde ze dat we niet teveel energie moeten stoppen in het bestrijden verkeerde denkbeelden. Het is veel effectiever er een goed verhaal tegenover te zetten. Draag een aantrekkelijke boodschap uit. Houd een goed verhaal.

Dit is wat ook Habakuk met zijn visioen doet en Paulus ons voorhoudt. Ieder van ons mag getuigen van onze Heer en bijdragen aan de verkondiging van het Evangelie. Paulus zegt ons dat we ons niet moeten schamen voor ons geloof. Wij moeten ons niet schamen voor onze zwakte. Wij mogen ons gedragen en gesteund weten door de liefde van Christus en de hulp van de heilige Geest die in ons woont. Eind deze maand zijn de verkiezingen voor de Tweede Kamer. Dat is een gelegenheid bij uitstek om te getuigen van het goede. Meer dan Habakuk zijn wij werkelijk in staat de besluitvorming in ons land in de goede richting te sturen.

Daarvoor moeten ons laten leiden door ons hart. In zijn laatste encycliek ‘Dilexit nos’ (Hij heeft ons liefgehad) mediteert paus Franciscus op de liefde. Hij doet dit aan de hand van de devotie van het heilig Hart van Jezus. Alles, ziel en lichaam, is verenigd in het hart. Het hart is de zetel van de liefde. Alles speelt zich af in het hart, daar zijn wij onszelf. Het verstand en de wil moeten zich ten dienste stellen van het hart. Het hart herkend het hogere goed. De wil moet zich daar op richten. Ook de verbeeldingskracht en gevoelens laten zich leiden door het hart. Door ons hart te laten spreken, handelen we uit liefde en laten wij ons leiden door de waarheid die wij in Jezus vinden. Zo komen we tot ware wijsheid. Stemmen met ons hart is kiezen voor het algemeen welzijn, kiezen voor het welzijn van alle mensen, niemand uitgezonderd. Wij zijn geroepen om ons hart te laten spreken. Net als Timoteüs moeten we ons daar niet voor te schamen. Onze onderbuik moeten we laten zwijgen. En dat geldt ook voor onze portemonnee.

Eigenlijk maakt dit het stemmen gemakkelijk. Alle harteloze partijen kunnen we zonder meer doorstrepen. We stemmen niet op een partij die wie dan ook in de kou laat staan of erger nog het liefst ziet verdwijnen. We stemmen ook niet op een partij die alleen maar het belang van een bepaalde groep nastreeft, ook al gaat dat ten koste van anderen of ten koste van de schepping. Kortom luister naar uw hart en niet naar uw onderbuik of portemonnee. Ik wens u de komende tijd veel wijsheid en liefde toe. De geest des Heren zal met u zijn. Amen.

Afscheid, dialoog, gehoorzaamheid en dienstbaarheid

Mijn afscheid komt nu steeds sneller dichterbij. Dit is mijn laatste column voor Contact. Op zondag 9 november is er om 14.00 uur een afscheidssymposium in de Sint Martinuskerk en op 23 november assisteer ik de laatste keer in de Eucharistie. Dat is om 11.15 uur in de H. Bonifatiuskerk. Twee gelegenheden om elkaar nog te ontmoeten.

Het symposium heeft als onderwerp dialoog. Verschillende sprekers met geheel verschillende achtergronden gaan hierover vertellen. Dat is voor de sprekers een mooie uitdaging om het begrip dialoog vanuit hun specifieke situatie onder woorden te brengen. Maar het is niet alleen voor de sprekers een uitdaging, dialoog vraagt ook dat er goed geluisterd wordt. Dat is aan ons als luisteraars. Wat hebben de sprekers ons te zeggen? Wat betekent dat voor ons persoonlijk en welk gevolg geven wij in ons eigen leven aan hun boodschap?

Op 14 september, het feest van de Kruisverheffing ging het onder meer over de gehoorzaamheid van Jezus. Als we tegen kinderen zeggen dat ze gehoorzaam moeten zijn, bedoelen we meestal dat ze braaf moeten doen wat wij van hun vragen. Maar wat betekent gehoorzaamheid voor volwassenen? Dan gaat het in ieder geval niet over braaf zijn. Gehoorzaam zijn is dan vooral luisteren, gehoor geven aan en aandacht hebben voor een ander. Wat heeft de ander mij te zeggen? Wat heeft de ander van mij nodig? Dat vraagt ook bescheidenheid en niet onmiddellijk met je eigen mening en eigen oordeel klaarstaan. Jezus leert ons bescheidenheid en er te zijn voor de ander. Op die manier komen we ook tot dienstbaarheid naar elkaar.

Dienstbaar zijn staat in deze tijd niet in een goed daglicht. Al gauw wordt bij dienstbaarheid gedacht aan onderdanigheid. Gedwongen dienstbaarheid gaat inderdaad samen met onderdanigheid. Maar dat is niet wat er van ons gevraagd wordt. Het gaat om vrijwillige dienstbaarheid. Dienstbaarheid als een daad van liefde. Daarbij staat de gelijkwaardigheid van mensen centraal. Je doet iets voor een ander niet uit onderdanigheid maar ook niet neerbuigend. Gelijkwaardigheid is niet hetzelfde als gelijkheid. Mensen verschillen van elkaar, hebben verschillende vaardigheden en talenten en zitten in verschillende situaties. Dat vraagt dat de sterke de zwakke ondersteunt, maar het plaatst de sterke niet boven de zwakke.

Ik hoop dat het me gelukt is de afgelopen jaren een beetje vanuit deze houding te werken. Het was een boeiende tijd. Ik heb me geen moment verveeld. Het heeft mij verrijkt. Ik zie er met dankbaarheid op terug.

Artikel in het maandblad van de KBO Voorburg, Contact oktober 2025

Pelgrims van Hoop: Liefde

Onze Kerk is een Kerk van lange adem. Ontwikkelingen hebben tijd nodig. Maar als ik terugkijk naar mijn jeugd moet ik constateren dat de Kerk een ware revolutie heeft doorgemaakt. De Kerk van nu is een andere dan de Kerk van mijn ouders. Afgelopen jaren heb ik regelmatig bedacht dat ik mij niet kan herinneren dat er in mijn jeugd veel over de liefde werd gesproken. Wij moesten brave kinderen zijn en werden opgevoed tot in het gelid lopende brave burgers. Het woord liefde viel daarbij niet. Bladerend in mijn catechismus van de lagere school kom ik de woorden liefde en barmhartigheid nauwelijks tegen. In plaats van te beginnen met bijvoorbeeld het dubbelgebod van de liefde gaat het pas tegen het einde – in de achtenveertigste les – over de christelijke liefde. Wel leerde ik de oefening van liefde uit mijn hoofd, maar leerde ik daardoor liefhebben? Gelukkig had ik liefhebbende ouders.

Hoe anders is deze tijd. Zowel paus Benedictus XVI als paus Franciscus schreven twee encyclieken over de liefde. De eerste ‘Deus caritas est’ en ‘Caritas in veritate’ en de laatste ‘Fratelli tutti’ en eind vorig jaar ‘Dilexit nos’. Waar Benedictus begint met de basis te leggen voor zijn pontificaat, sluit Franciscus zijn pontificaat af met het verdiepen van het door hem gehanteerde fundament. Terwijl Benedictus een filosofische en theologische uiteenzetting geeft, vinden we bij Franciscus een meditatieve overweging. In het verlengde van het Tweede Vaticaans Concilie sprak paus Paulus VI eerder over een ‘beschaving van liefde’. Hiermee is de sociale leer van de Kerk steeds duidelijker gefundeerd in de liefde. Het is werkelijk een andere benadering dan in mijn kinderjaren. In de encycliek ‘Quadragesimo anno’ van Pius XI uit 1931 komt het woord liefde wel voor, maar rechtvaardigheid is het belangrijkste uitgangspunt. Vorig jaar presenteerde het Dicasterie voor de Geloofsleer een document over menselijke waardigheid: ‘Dignitas infinita’. Het is een momentopname van het denken van de Kerk over menselijke waardigheid. Ook in dit document vormt de liefde de basis voor het denken. Waar in het verleden naar de natuurwet werd verwezen, komt dit begrip nu in zijn geheel niet voor. De liefde is gericht op het goede, niet op de verdelging van het onkruid. (Vgl. Mt 13,24-30)

‘God is liefde’. Wij zijn kinderen van God. Liefde is bepaald wat anders dan braaf zijn en in het gelid lopen. De liefde maakt verantwoordelijk. Liefde vraagt eerder eigenzinnige radicaliteit en tegen de stroom in gaan.

Paus Benedictus XVI

Paus Benedictus XVI maakt duidelijk dat niet de gerechtigheid maar de liefde het fundament van het katholieke sociale denken is. “De ‘stad van de mensen’ wordt niet alleen vooruitgeholpen door betrekkingen op grond van rechten en plichten, maar allereerst en vooral op grond van relaties die worden getekend door belangeloze vrijgevigheid, barmhartigheid en saamhorigheid. De naastenliefde openbaart ook in de menselijke betrekkingen altijd de liefde van God; die verleent aan iedere inzet voor gerechtigheid in de wereld een theologische en heilbrengende waarde.” (CiV 6) In ‘Deus caritas est’ (God is liefde; 2005) beschrijft hij het wezen van de liefde. Hij maakt onderscheid tussen de goddelijke en de passionele menselijke liefde, tussen agape en eros. De mens bestaat uit lichaam en ziel. Paus Benedictus schrijft: “Het is niet de geest of het lichaam dat liefheeft – de mens, de persoon, heeft lief als enig schepsel dat uit geest en lichaam bestaat. Alleen als die twee werkelijk verenigd zijn, is de mens geheel zichzelf.” (DCS 5)

Eros en agape worden ook als opstijgende en neerdalende liefde en als begerende en schenkende liefde tegenover elkaar gezet. De paus stelt echter dat in werkelijkheid eros en agape zich nooit helemaal van elkaar laten scheiden. Hij schrijft: “Ook al is eros op de eerste plaats verlangend, opstijgend toch zal hij, als hij de ander nader komt, steeds minder met zichzelf bezig zijn, steeds meer het geluk van de ander willen, steeds meer zorg voor de ander hebben, zichzelf schenken, er voor de ander willen zijn. Het element van agape doet zijn intrede, anders raakt eros in verval en verliest ook zijn eigen wezen. Van de andere kant is het ook onmogelijk voor de mens om alleen van de schenkende, neerdalende liefde te leven. Hij kan niet alleen maar geven, hij moet ook ontvangen. Wie liefde wil schenken, moet haar zelf ook krijgen.” (DCS 7) Benedictus concludeert dat de liefde uiteindelijk één enkele werkelijkheid is met verschillende dimensies die met elkaar verbonden zijn. Je zou kunnen zeggen dat alle vormen van liefde van dezelfde ‘stof’ zijn gemaakt.

De encycliek ‘Caritas in veritate’ (Liefde in waarheid; 2009) gaat over de relatie tussen vrede en de eerlijke verdeling van natuurlijke hulpbronnen en aardse goederen, over mensen en volkeren in achterstandssituaties en over de globalisering, over de migratie en over de toenemende speculatie. Paus Benedictus schrijft over de relatie tussen liefde en waarheid. Deze twee kunnen niet zonder elkaar. “De waarheid moet worden gezocht, gevonden en uitgedrukt in de ‘economie’ van de liefde, maar de liefde moet tevens in het licht van de waarheid worden verstaan, bevestigd en in praktijk gebracht.” (CiV 2) “Zonder waarheid glijdt de liefde af in sentimentaliteit. Ze wordt een leeg omhulsel, dat men naar believen kan vullen. Dat is het noodlottige gevaar voor de liefde in een cultuur zonder waarheid.” (CiV 3) Waarheid zonder liefde leidt tot puur rationele ideologieën waarin van menselijke waardigheid geen sprake is. De paus schrijft verder: “De vruchtbare dialoog tussen geloof en rede kan het werk van sociale naastenliefde alleen maar doeltreffender maken en vormt een passend kader om de broederlijke samenwerking te bevorderen tussen gelovigen en niet-gelovigen, om in het gemeenschappelijke perspectief te werken voor gerechtigheid en de vrede van de mensheid.” (CiV 57)

Franciscus

Met ‘Fratelli tutti’ (Allen broeders; 2020) vraagt paus Franciscus aandacht voor de broederlijke relatie tussen alle mensen. Hij neemt hierbij de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan als uitgangspunt. De begrippen broederschap en sociale vriendschap staan centraal. De paus pleit voor een open samenleving met mensen die openstaan voor mensen die anders zijn. Hij waarschuwt tegen het liberale marktdenken. Hierin worden mensen onderschikt aan persoonlijke belangen. In plaats van een doel te zijn, worden mensen hierin een middel en is er geen respect voor hun menselijke waardigheid. In het internationale handelen ontbreekt het vaak aan morele waarden en aan verantwoordelijkheidsgevoel voor het wereldwijde algemeen welzijn. Alles wordt opgeofferd aan kortzichtige economische belangen. Menselijke waardigheid is een sleutelbegrip in onze benadering van vluchtelingen en migranten. Voortdurend moeten wij voor ogen houden dat het hier om mensen gaat. Angst ontneemt ons echter vaak de moed om de ander te ontmoeten.

De paus pleit voor echte ontmoeting tussen mensen en voor diepgaande communicatie en dialoog. Het gaat om het gestadig opbouwen van vriendschap en om een geleidelijk groeiende consensus. Hij waarschuwt hierbij voor de sociale agressie die we vaak op internet zien. Er is echter vooral sprake van hoop op een betere wereld, want God blijft voortdurend het goede in de mensheid zaaien. Wij mensen zijn geschapen voor de liefde. In relatie met anderen leren wij onszelf kennen en groeien wij als mens. Door de betrokkenheid op anderen komen we tot een sociale vriendschap die niemand uitsluit en een broederschap die voor iedereen openstaat.

Deze universele broederschap is grensoverschrijdend. Broederschap en sociale vriendschap beperkt zich niet tot gelijkgestemden. Zij vereisen de erkenning van de waardigheid van alle mensen, altijd en overal. De paus pleit voor het versterken van de internationale samenwerking en van de universele solidariteit. Hij waarschuwt ook voor de verschillende vormen van populisme. Wanneer politici in naam van de welvaart van het eigen land haat en angst zaaien ten opzichte van andere naties, moeten we ons zorgen maken, op tijd reageren en actie ondernemen. De liefde moet het spirituele hart van de politiek zijn. Dan is er openheid naar andere mensen en andere volkeren. Dan is er aandacht voor de zwakke en noodlijdende mensen. De liefde respecteert en verwelkomt verschillen tussen mensen. De liefde brengt ons met elkaar in gesprek.

De paus pleit voor een cultuur van ontmoeting en dialoog. Ontmoeting en dialoog tussen verschillende culturen en tussen verschillende groepen in de samenleving. Een echt gesprek met anderen behoedt ons voor zelfgerichtheid en brengt ons tot solidariteit en samenwerking gericht op het algemeen welzijn. In een pluralistische samenleving is de dialoog het beste middel om fundamentele waarheden te onderkennen. Waarheid kan nooit los gezien worden van gerechtigheid en barmhartigheid. Samen vormen zij de basis voor vrede en verzoening. De dialoog tussen de verschillende godsdiensten is nodig om te komen tot vriendschap, vrede en harmonie en om spirituele en morele waarden en ervaringen in een geest van liefde en waarheid met elkaar te delen. Op basis van de gedeelde overtuiging dat iedereen een kind van God is, kunnen godsdiensten samen bijdragen aan de universele broederschap en in vrede met elkaar samenleven. De rol van de Kerk beperkt zich niet tot de privésfeer. Zij heeft respect voor de autonomie van de politiek, maar is ook zelf van publieke betekenis. De Kerk heeft aandacht voor de waardigheid van de mens, het algemeen welzijn en de ontwikkeling van de volkeren. Alles wat menselijk is gaat ook de Kerk aan.

In zijn laatste encycliek ‘Dilexit nos’ (Hij heeft ons liefgehad; 2024) mediteert paus Franciscus op de liefde. Aan de hand van de devotie van het heilig Hart van Jezus verdiept hij het denken waarop zijn sociale encyclieken ‘Laudato si’’ (2015) en ‘Fratelli tutti’ zijn gebaseerd. Alles, ziel en lichaam, is verenigd in het hart. Het hart is de zetel van de liefde. Wij zijn geschapen om te beminnen en bemind te worden. Alles speelt zich af in het hart, daar zijn wij onszelf. Het verstand en de wil moeten zich ten dienste stellen van het hart. Het hart herkend het hogere goed. De wil moet zich daar op richten. Ook de verbeeldingskracht en gevoelens laten zich leiden door het hart.

Onze omgang met de Heer is een zaak van het hart. Alleen met het hart kunnen wij ons geheel op de Heer richten. Met ons hart overbruggen we verschillen binnen onze gemeenschappen. Christus heeft niet uitgelegd, hoe Hij ons liefheeft. Hij heeft het ons laten zien. Hij is altijd vol liefde en tederheid op zoek naar mensen, naar nabijheid en naar ontmoeting. Jezus vraagt om liefde. Het antwoord van het gelovige hart is een kwestie van liefde. Het beste antwoord op de liefde van zijn Hart is de liefde voor onze broeders en zusters. Deze verbinding tussen de devotie tot het Hart van Jezus en de verplichting jegens de broeders en zusters loopt als een rode draad door de geschiedenis van de christelijke spiritualiteit. De mensheid van vandaag heeft behoefte aan het Hart van Christus om een beschaving van liefde op te bouwen.

Jezus beperkt zichzelf en beteugelt de verspreiding van zijn liefde om ons de ruimte te geven tot samenwerking met zijn Hart. Ons afwijzen of onze onverschilligheid beperken de vruchtbaarheid van zijn liefde in ons. Er valt niets toe te voegen aan het ene verlossende offer van Christus, maar onze afwijzing maakt het voor het Hart van Christus onmogelijk zijn liefde uit te breiden. De opofferingen door daden van liefde voor de naaste, verenigen ons met het lijden van Christus. Christus maakt het ons mogelijk lief te hebben zoals Hij heeft liefgehad. Zo heeft Hijzelf lief en dient Hij door ons. Door onze getuigenis wordt de liefde in de harten van de mensen uitgestort. Zo wordt de Kerk opgebouwd en ook een maatschappij van gerechtigheid, vrede en broederschap. Met het grootste respect voor de vrijheid en de waardigheid van de ander hoopt een christen dat hij over de liefde die hem zoveel vreugde geeft, mag vertellen. Christus’ liefde kan deze aarde een hart geven en de liefde doen herleven waar wij het niet meer mogelijk achten. Ook de Kerk heeft behoefte aan die liefde om niet te vervallen in vergankelijke structuren, en allerlei vormen van fanatisme.

Kruisverheffing; Fil 2,6-11; Joh 3,13-17

Vandaag vieren we het feest van de Kruisverheffing. Een in het Westen minder bekend feest, maar in de Oosterse Kerk een van de grote christelijke feesten. Dit feest gaat terug tot het jaar 335. Toen werd de H. Grafkerk in Jeruzalem in gebruik genomen. Deze kerk staat over de Calvarieberg waar Jezus gekruisigd is, en over de plaats waar Hij begraven is, heen.

De tekst uit de brief van Paulus is een oude hymne uit de begintijd van het christendom. Hierin wordt bezongen dat de Zoon van God mens is geworden. Hij heeft zijn gelijkheid met God losgelaten en is aan de mensen gelijk geworden. Vanuit zijn gelijkheid met ons, vanuit zijn nederigheid als slaaf heeft Jezus Christus ons God laten zien. Zijn gelijkheid met God werd zichtbaar in zijn spreken en handelen. Hij verkondigde de boodschap van de liefde en genas vele zieken. Zo kwamen de leerlingen tot het inzicht dat Jezus de Zoon van God is. Als mens heeft Hij zich vernederd tot de dood aan het kruis. Hij heeft zichzelf ontledigd. Hij heeft zichzelf weggegeven. Daarom heeft God Hem uit de dood laten opstaan. Hij is verrezen en tot eer van God is Hij hoog verheven.

Het kruis dat bedoeld is als martelwerktuig om de doodstraf uit te voeren, is voor ons een teken van overwinning geworden. Het kruis staat voor de overwinning op het kwaad en op de dood. Door het kruis heeft Christus ons verlost en bevrijd.

In het Evangelie zien we dezelfde beelden van Jezus als bij Paulus: De Mensenzoon kan naar de hemel opklimmen omdat Hij uit de hemel is neergedaald. De Mensenzoon moest sterven aan het kruis. Zo moest Hij hoog verheven worden boven de aarde en boven alle mensen, om ons te bevrijden en het geluk te brengen.

Dankzij zijn kruisdood mogen wij leven in vrede en geluk. Hij heeft ons zijn liefde gegeven. Die liefde is voor ons een eeuwige bron van liefde voor elkaar. Door zijn liefde geven wij elkaar onze liefde en maken wij elkaar gelukkig. Het kruis is een blijvend teken van zijn aanwezigheid onder ons. Elke keer als wij een kruisteken maken of een kruis zien, worden wij herinnerd aan Gods liefde voor ons. Hij zal ons nooit verlaten. Hij laat ons nooit in de steek. Zijn liefde voor ons is voor eeuwig. Dat geeft ons de kracht en het vertrouwen om ook ons eigen kruis te dragen. Wij weten dat God ons daarin bijstaat met zijn liefde en genade. Hij bevrijdt ons uit ons lijden. Hij neemt ons op in zijn Rijk van vrede en geluk. Wij mogen nu en altijd leven bij Hem. Het kruis is voor ons een teken van de redding die God ons brengt. Daaraan mogen wij ons vastklampen tot troost van onszelf en tot troost van anderen. Het kruis brengt ons tot medelijden en barmhartigheid, tot het delen in het lijden van anderen om zo hun lijden te verlichten. Zoals Christus onze zonden op zich heeft genomen, zo kunnen wij het lijden van anderen mee dragen en verlichten.

Paulus schrijft over de gehoorzaamheid van Jezus: gehoorzaamheid tot de dood. Gehoorzaamheid en nederigheid horen bij elkaar. Nederigheid en bescheidenheid betekenen dat wij onszelf niet belangrijker en beter vinden dan anderen, dat wij ons zelf niet boven anderen stellen en dat wij luisteren naar wat zij ons te zeggen hebben en daar gehoor aan geven. Gehoorzaamheid is niet een vorm van braafheid. Het is vooral aandacht hebben voor een ander. Wat heeft de ander van mij nodig. Paulus houdt ons de nederigheid en gehoorzaamheid van Jezus voor als een na te volgen voorbeeld. Jezus leert ons bescheidenheid en er te zijn voor de ander.

Paulus schrijft hoe Jezus door God hoog verheven wordt en Hem de naam verleend die boven alle namen is. In het Evangelie zegt Jezus dat Gods Zoon niet is gekomen om te oordelen, maar om de wereld te redden. De navolging van Jezus Christus, zijn leerling zijn houdt de belofte in door Hem gered te worden en te mogen delen in zijn liefde hier en nu en in de eeuwigheid. Amen.